emancipeerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- eman·ci·peer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
emanciperen |
emancipeerde
- enkelvoud verleden tijd van emanciperen
- Ik emancipeerde.
- Jij emancipeerde.
- Hij, zij, het emancipeerde.
- Ik emancipeerde.
vervoeging van |
---|
emanciperen |
emancipeerde