Naar inhoud springen

ecologiseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eco·lo·gi·seer

Werkwoord

vervoeging van
ecologiseren

ecologiseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ecologiseren
    • Ik ecologiseer. 
  2. gebiedende wijs van ecologiseren
    • Ecologiseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ecologiseren
    • Ecologiseer je?