dwarszit
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dwars·zit
Werkwoord
vervoeging van |
---|
dwarszitten |
dwarszit
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dwarszitten
- ... dat ik dwarszit.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dwarszitten
- ... dat jij dwarszit.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dwarszitten
- ... dat hij dwarszit.