dubbelslaat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dub·bel·slaat

Werkwoord

vervoeging van
dubbelslaan

dubbelslaat

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dubbelslaan
    • ... dat jij dubbelslaat. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dubbelslaan
    • ... dat hij dubbelslaat.