dubbelsla
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dub·bel·sla
Werkwoord
vervoeging van |
---|
dubbelslaan |
dubbelsla
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dubbelslaan
- ... dat ik dubbelsla.
vervoeging van |
---|
dubbelslaan |
dubbelsla
- (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van dubbelslaan
- ... dat men dubbelsla.