dramatiseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dra·ma·ti·seer

Werkwoord

vervoeging van
dramatiseren

dramatiseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dramatiseren
    • Ik dramatiseer. 
  2. gebiedende wijs van dramatiseren
    • Dramatiseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dramatiseren
    • Dramatiseer je?