dováželi

Uit WikiWoordenboek

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /dɔvaːʒɛlɪ/
Woordafbreking
  • do·vá·že·li

Werkwoord

dováželi

  1. bezield mannelijk derde persoon meervoud verleden tijd van het perfectieve werkwoord dovážet
  2. bezield mannelijk meervoud actief deelwoord van het perfectieve werkwoord dovážet