doorsijpelden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·sij·pel·den

Werkwoord

vervoeging van
doorsijpelen

doorsijpelden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorsijpelen
    • ...dat wij doorsijpelden. 
    • ...dat jullie doorsijpelden. 
    • ...dat zij doorsijpelden. 
vervoeging van
doorsijpelen

doorsijpelden

  1. meervoud verleden tijd van doorsijpelen
    • Wij doorsijpelden. 
    • Jullie doorsijpelden. 
    • Zij doorsijpelden. 

Gangbaarheid