doorschemerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·sche·mer·de

Werkwoord

vervoeging van
doorschemeren

doorschemerde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorschemeren
    • ... dat ik doorschemerde. 
    • ... dat jij doorschemerde. 
    • ... dat hij, zij, het doorschemerde.