doorschakelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·scha·kelt

Werkwoord

vervoeging van
doorschakelen

doorschakelt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorschakelen
    • ... dat jij doorschakelt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorschakelen
    • ... dat hij doorschakelt.