doorkoos
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- door·koos
Werkwoord
vervoeging van |
---|
doorkiezen |
doorkoos
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorkiezen
- ... dat ik doorkoos.
- ... dat jij doorkoos.
- ... dat hij, zij, het doorkoos.
- ... dat ik doorkoos.