doorklonk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- door·klonk
Werkwoord
vervoeging van |
---|
doorklinken |
doorklonk
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorklinken
- ... dat ik doorklonk.
- ... dat jij doorklonk.
- ... dat hij, zij, het doorklonk.
- De neerbuigende ondertoon die in haar woorden doorklonk, ergerde Hans enorm.
- ... dat ik doorklonk.
Gangbaarheid
- Het woord doorklonk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.