Naar inhoud springen

doorklonk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·klonk

Werkwoord

vervoeging van
doorklinken

doorklonk

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorklinken
    • ... dat ik doorklonk. 
    • ... dat jij doorklonk. 
    • ... dat hij, zij, het doorklonk. 
    • De neerbuigende ondertoon die in haar woorden doorklonk, ergerde Hans enorm.  

Gangbaarheid