doorbliezen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·blie·zen

Werkwoord

vervoeging van
doorblazen

doorbliezen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van doorblazen
    • ...dat wij doorbliezen. 
    • ...dat jullie doorbliezen. 
    • ...dat zij doorbliezen.