Naar inhoud springen

doorbelde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·bel·de

Werkwoord

vervoeging van
doorbellen

doorbelde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van doorbellen
    • ... dat ik doorbelde. 
    • ... dat jij doorbelde. 
    • ... dat hij, zij, het doorbelde. 

Gangbaarheid