dojíždím

Uit WikiWoordenboek

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /dɔjiːʒɟiːm/
Woordafbreking
  • do·jíž·dím

Werkwoord

dojíždím

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord dojíždět