dissemineer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·se·mi·neer

Werkwoord

vervoeging van
dissemineren

dissemineer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dissemineren
    • Ik dissemineer. 
  2. gebiedende wijs van dissemineren
    • Dissemineer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dissemineren
    • Dissemineer je?