dispenseerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dis·pen·seer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
dispenseren |
dispenseerde
- enkelvoud verleden tijd van dispenseren
- Ik dispenseerde.
- Jij dispenseerde.
- Hij, zij, het dispenseerde.
- Ik dispenseerde.
vervoeging van |
---|
dispenseren |
dispenseerde