disfunctioneer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dis·func·ti·o·neer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
disfunctioneren |
disfunctioneer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van disfunctioneren
- Ik disfunctioneer.
- gebiedende wijs van disfunctioneren
- Disfunctioneer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van disfunctioneren
- Disfunctioneer je?