disfunctioneer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dis·func·ti·o·neer

Werkwoord

vervoeging van
disfunctioneren

disfunctioneer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van disfunctioneren
    • Ik disfunctioneer. 
  2. gebiedende wijs van disfunctioneren
    • Disfunctioneer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van disfunctioneren
    • Disfunctioneer je?