diffameerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dif·fa·meer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
diffameren |
diffameerden
- meervoud verleden tijd van diffameren
- Wij diffameerden.
- Jullie diffameerden.
- Zij diffameerden.
- Wij diffameerden.
vervoeging van |
---|
diffameren |
diffameerden