dienstdeden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dienst·de·den

Werkwoord

vervoeging van
dienstdoen

dienstdeden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van dienstdoen
    • ...dat wij dienstdeden. 
    • ...dat jullie dienstdeden. 
    • ...dat zij dienstdeden. 
     De donkergroene waterlelies die als fontein dienstdeden maakten het plaatje af.[1]

Verwijzingen