dialogiseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • di·a·lo·gi·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
dialogiseren

dialogiseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van dialogiseren
    • Ik dialogiseerde. 
    • Jij dialogiseerde. 
    • Hij, zij, het dialogiseerde.