detoneer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·to·neer

Werkwoord

vervoeging van
detoneren

detoneer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van detoneren
    • Ik detoneer. 
  2. gebiedende wijs van detoneren
    • Detoneer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van detoneren
    • Detoneer je?