detailleer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·tail·leer

Werkwoord

vervoeging van
detailleren

detailleer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van detailleren
    • Ik detailleer. 
  2. gebiedende wijs van detailleren
    • Detailleer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van detailleren
    • Detailleer je? 

Gangbaarheid