detacheerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·ta·cheer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
detacheren |
detacheerden
- meervoud verleden tijd van detacheren
- Wij detacheerden.
- Jullie detacheerden.
- Zij detacheerden.
- Wij detacheerden.
vervoeging van |
---|
detacheren |
detacheerden