dereguleerde
Uiterlijk
- de·re·gu·leer·de
vervoeging van |
---|
dereguleren |
dereguleerde
- enkelvoud verleden tijd van dereguleren
- Ik dereguleerde.
- Jij dereguleerde.
- Hij, zij, het dereguleerde.
- Ik dereguleerde.
vervoeging van |
---|
dereguleren |
dereguleerde