dereguleer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: dereguleer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- de·re·gu·leer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
dereguleren |
dereguleer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dereguleren
- Ik dereguleer.
- gebiedende wijs van dereguleren
- Dereguleer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dereguleren
- Dereguleer je?