denationaliseerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·na·ti·o·na·li·seer·den

Werkwoord

vervoeging van
denationaliseren

denationaliseerden

  1. meervoud verleden tijd van denationaliseren
    • Wij denationaliseerden. 
    • Jullie denationaliseerden. 
    • Zij denationaliseerden.