delibereer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·li·be·reer

Werkwoord

vervoeging van
delibereren

delibereer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van delibereren
    • Ik delibereer. 
  2. gebiedende wijs van delibereren
    • Delibereer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van delibereren
    • Delibereer je?