delegitimeerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- de·le·gi·ti·meer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
delegitimeren |
delegitimeerde
- enkelvoud verleden tijd van delegitimeren
- Ik delegitimeerde.
- Jij delegitimeerde.
- Hij, zij, het delegitimeerde.
- Ik delegitimeerde.