degusteer
Uiterlijk
- de·gus·teer
vervoeging van |
---|
degusteren |
degusteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van degusteren
- Ik degusteer.
- gebiedende wijs van degusteren
- Degusteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van degusteren
- Degusteer je?
- Het woord degusteer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.