defungeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·fun·geer

Werkwoord

vervoeging van
defungeren

defungeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van defungeren
    • Ik defungeer. 
  2. gebiedende wijs van defungeren
    • Defungeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van defungeren
    • Defungeer je? 

Gangbaarheid