defibrilleerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·fi·bril·leer·den

Werkwoord

vervoeging van
defibrilleren

defibrilleerden

  1. meervoud verleden tijd van defibrilleren
    • Wij defibrilleerden. 
    • Jullie defibrilleerden. 
    • Zij defibrilleerden.