deconstrueerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·con·stru·eer·de

Werkwoord

vervoeging van
deconstrueren

deconstrueerde

  1. enkelvoud verleden tijd van deconstrueren
    • Ik deconstrueerde. 
    • Jij deconstrueerde. 
    • Hij, zij, het deconstrueerde.