decompileerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·com·pi·leer·de

Werkwoord

vervoeging van
decompileren

decompileerde

  1. enkelvoud verleden tijd van decompileren
    • Ik decompileerde. 
    • Jij decompileerde. 
    • Hij, zij, het decompileerde.