culpabiliseerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cul·pa·bi·li·seer·den

Werkwoord

vervoeging van
culpabiliseren

culpabiliseerden

  1. meervoud verleden tijd van culpabiliseren
    • Wij culpabiliseerden. 
    • Jullie culpabiliseerden. 
    • Zij culpabiliseerden. 

Gangbaarheid