culpabiliseerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cul·pa·bi·li·seer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
culpabiliseren |
culpabiliseerde
- enkelvoud verleden tijd van culpabiliseren
- Ik culpabiliseerde.
- Jij culpabiliseerde.
- Hij, zij, het culpabiliseerde.
- Ik culpabiliseerde.