convergeerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- con·ver·geer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
convergeren |
convergeerden
- meervoud verleden tijd van convergeren
- Wij convergeerden.
- Jullie convergeerden.
- Zij convergeerden.
- Wij convergeerden.
vervoeging van |
---|
convergeren |
convergeerden