contribueer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·tri·bu·eer

Werkwoord

vervoeging van
contribueren

contribueer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contribueren
    • Ik contribueer. 
  2. gebiedende wijs van contribueren
    • Contribueer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contribueren
    • Contribueer je?