contravenieer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- con·tra·ve·ni·eer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
contraveniëren |
contravenieer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contraveniëren
- Ik contravenieer.
- gebiedende wijs van contraveniëren
- Contravenieer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contraveniëren
- Contravenieer je?