contravenieer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·tra·ve·ni·eer

Werkwoord

vervoeging van
contraveniëren

contravenieer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contraveniëren
    • Ik contravenieer. 
  2. gebiedende wijs van contraveniëren
    • Contravenieer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van contraveniëren
    • Contravenieer je?