consigneerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·sig·neer·de

Werkwoord

vervoeging van
consigneren

consigneerde

  1. enkelvoud verleden tijd van consigneren
    • Ik consigneerde. 
    • Jij consigneerde. 
    • Hij, zij, het consigneerde.