conflicteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • con·flic·teer

Werkwoord

vervoeging van
conflicteren

conflicteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van conflicteren
    • Ik conflicteer. 
  2. gebiedende wijs van conflicteren
    • Conflicteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van conflicteren
    • Conflicteer je?