concordeerde
Uiterlijk
- con·cor·deer·de
vervoeging van |
---|
concorderen |
concordeerde
- enkelvoud verleden tijd van concorderen
- Ik concordeerde.
- Jij concordeerde.
- Hij, zij, het concordeerde.
- Ik concordeerde.
- Het woord concordeerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.