compliceerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • com·pli·ceer·de

Werkwoord

vervoeging van
compliceren

compliceerde

  1. enkelvoud verleden tijd van compliceren
    • Ik compliceerde. 
    • Jij compliceerde. 
    • Hij, zij, het compliceerde.