compartimenteerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- com·par·ti·men·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
compartimenteren |
compartimenteerde
- enkelvoud verleden tijd van compartimenteren
- Ik compartimenteerde.
- Jij compartimenteerde.
- Hij, zij, het compartimenteerde.
- Ik compartimenteerde.