compacteer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: compacteer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- com·pac·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
compacteren |
compacteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van compacteren
- Ik compacteer.
- gebiedende wijs van compacteren
- Compacteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van compacteren
- Compacteer je?