communieerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- com·mu·ni·eer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
communiëren |
communieerden
- meervoud verleden tijd van communiëren
- Wij communieerden.
- Jullie communieerden.
- Zij communieerden.
- Wij communieerden.
vervoeging van |
---|
communiëren |
communieerden