colporteer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: colporteer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- col·por·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
colporteren |
colporteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van colporteren
- Ik colporteer.
- gebiedende wijs van colporteren
- Colporteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van colporteren
- Colporteer je?