civiliseer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: civiliseer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ci·vi·li·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
civiliseren |
civiliseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van civiliseren
- Ik civiliseer.
- gebiedende wijs van civiliseren
- Civiliseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van civiliseren
- Civiliseer je?