cijfers

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • cij·fers

Zelfstandig naamwoord

de cijfersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord cijfer
     Ze draaide haar hoofd naar rechts en keek naar de rode, digitale cijfers van de wekkerradio die op het nachtkastje stond.[1]

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen