cijferde
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cij·fer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
cijferen |
cijferde
- enkelvoud verleden tijd van cijferen
- Ik cijferde.
- Jij cijferde.
- Hij, zij, het cijferde.
- Ik cijferde.